Zo zijn de onderwaterfoto's gemaakt
Ik werk met twee carbonbehuizingen van BS-Kinetics, die heel betrouwbaar zijn en alles kunnen wat nodig is voor onderwateropnames. Afhankelijk van het objectief moeten op de behuizing "ports" worden opgezet (bajonetsluiting) die verschillende frontschijven hebben. Des te sterker de groothoeklens, des te sterker moet de frontschijf van de port gebogen zijn.
De opnames in ondiep water zijn ontstaan met een Canon EOS 7D en de Tokina Fisheye-Zoom 10-17 mm zonder flitser. Daar tot 5 m diepte de kleuren nog natuurlijk overkomen is geen flitser nodig.
Voor deze opnames heb ik het aantal ISO op 1000 ingesteld. Dan de camera op P (programma automatisering), maar wel met een minuscorrectie voor de verlichting van -0,33 eV, zodat ze niet overbelicht worden. Programma automatisering nijgt bij onderwateropnames naar overbelichting. Met deze instellingen en de lichtverhoudingen zet de camera het diafragma op 11 en de verlichtingstijd op 1/320 sec. De haaien bewegen vaak echt snel en een nog kortere verlichtingstijd was beter geweest maar dan had ik het aantal ISO, dus de lichtgevoeligheid, nog hoger moeten instellen hetgeen tot meer ruis zou hebben geleid.
Met dezelfde camera-instellingen zijn tijdens het snorkelen ook koralen en vissen te fotograferen. Het aantal ISO had ik naar 800 teruggebracht en de camera stelde het diafragma op 8 en de tijd op 1/840 sec. in. Opmerkzaam is dat het beeld al op 2 m diepte een geelachtige tint vertoont.
De meeste opnames zijn op 12-16 meter diepte gemaakt. Daar is, door het heldere water, weliswaar nog genoeg licht aanwezig maar de rode kleur is al vanaf 8 meter diepte geabsorbeerd en er blijven bijna alleen maar blauwe kleurtinten en wat geel over. Deze foto is zonder flitser gemaakt.
Deze foto toont, ondanks de diepte, kleuren. Dat kan alleen met een flitser. Hoe verder de flitser van het objectief verwijdert is des te minder zwevende deeltjes worden in het water zichtbaar. Om zo min mogelijk beeldruis te hebben wordt een zo laag mogelijk aantal ISO ingesteld (hier 200). Dan wordt een verlichtingstijd geselecteerd die op de situatie is aangepast. Ik heb 1/80 sec gekozen daar de haaien zich rustig gedroegen. Daarna volgt het eigenlijke werk: het juiste diafragma vinden zodat de achtergrond een fraaie blauwe kleur vertoont. Wanneer het diafragma te ver open is (bijv. 4,0) wordt het water te licht.
Hier komt wat ervaring of simpelweg uitproberen om de hoek kijken. Bij digitale camera's is het resultaat gelukkig direct in het display te zien. De tweede foto is met flitser en meer gesloten diafragma 10 gemaakt.
Principieel geldt dat de foto's liever wat donkerder dan te licht moeten zijn. Helderheid laat zich met de meest eenvoudige beelverwerkingsprogramma's naderhand optimaliseren. Een overbelichte afbeeldingen is echter niet meer te verbeteren wanneer lichte delen hun structuur (bijv. vouwen in een wit hemd) al hebben verloren.
Met toenemende diepte moet dus ook het diafragma steeds verder geopend worden om een fraai blauw als achtergrond tevoorschijn te toveren. Daar vergist men zich bij het naar beneden duiken en naar boven komen nog wel eens in en is dan verrast over de te lichte of te donkere foto’s. Daarom ALTIJD direct elke foto op het display controleren. Strikt genomen hoeft onder water alleen nog het diafragma op de diepte te worden aangepast en bij reflecterende objecten (zilverkleurige makrelen) een flits-minus-correctie uitgevoerd worden. Al het andere kan vooraf aan land in alle rust worden ingesteld. Dit alles vereist echter dat u uw toestel heel goed kent. Wie onder water nog op zoek moet naar functies en operationele modi heeft al verloren en krijgt van de prachtige onderwaterwereld niets meer mee...