De herfst is de ideale tijd voor vissen om hun energiereserves op te bouwen voor de winter. Als je nog zomervoer over hebt, kun je dit in het begin mengen met het herfstvoer en het dan geleidelijk afbouwen. Dezelfde procedure kan worden gevolgd voor de overgang naar de winter. Bij watertemperaturen onder 10 °C mag alleen heel licht verteerbaar wintervoer worden gegeven. De eiwit-vetverhouding in het voer is met 3:1 identiek voor de lente (voorjaar) en de herfst (autumn), hoewel de samenstelling van het voer totaal verschillend is! Vanwege dezelfde watertemperatuur in de lente en de herfst is de juiste eiwit-vetverhouding 3:1, maar de doelen van het voer zijn heel verschillend - en dus ook de samenstelling. In de lente moeten de vissen fit en gevoed worden na de winter, bijvoorbeeld om voorjaarsviremie te trotseren. In de herfst daarentegen moeten de vissen een 'vetlaag' opbouwen voor de komende winter om deze in goede gezondheid door te komen. Daarbij komt nog het andere zinkgedrag van het voer: in de lente worden de vissen weer actief en kunnen ze naar de oppervlakte komen om zich te voeden (gelegenheid om te observeren of er ziektes optreden). Daarom blijft het voorjaarsvoer drijven. In de herfst daarentegen moeten de vissen tot rust komen en zich op de bodem voeden. Het herfstvoer is daarom ontworpen om te zinken